De recente gezondheidscrisis heeft het belang van gezondheid en van een gezonde leefomgeving extra in de verf gezet. Allerhande maatregelen in private en publieke ruimte probeerden twee jaar lang de exponentiële groei van het coronavirus tegen te gaan. Zo ook in scholen, waar de mogelijkheid om te kunnen verluchten en de beschikbare ruimte bepalende factoren bleken bij het al dan niet sluiten van de school. Sommige scholen bleken beter bestand tegen het coronavirus dan anderen. De openluchtschool Sint-Ludgardis in Brasschaat bijvoorbeeld, was één van de weinige scholen die open bleef toen alle andere scholen dicht moesten.
Maar ook de verbanden die gelegd worden tussen obesitas, luchtvervuiling en de ernst van het verloop van de COVID19 ziekte zetten aan tot nadenken. In stedelijke gebieden was de coronacrisis extra zichtbaar. De stad herademde letterlijk door het stilvallen van gemotoriseerd verkeer vanwege de eerste lockdown. Pas wanneer het geraas wegvalt ontdekt de stedeling hoe de permanente geluidsoverlast inbeukt op het dagelijkse leven, hoe verkeersonveiligheid een constante dreiging vormt en hoe er niet te ontsnappen valt aan vervuilde lucht. Daarnaast heeft de stedeling het gebrek aan kwalitatieve publieke ruimte aan den lijve ondervonden. In de parken was het op de koppen lopen en met het wegvallen van de typische stedelijke functies, zoals horeca, cultuur en ontspanning, stond de leefbaarheid van de stad onder druk. En dit in tegenstelling tot de verkavelingen buiten de stad waar de sluiting van scholen extra weken vakantie betekende in de eigen tuin. Vele stedelingen ontdekten daarom ook de fiets en wandelden vele kilometers in en uit de stad om het gebrek aan bewegingsvrijheid te compenseren.
Begin 20ste eeuw vormden besmettelijke ziektes zoals tuberculose, influenza en cholera de aanleiding om de schoolgebouwen en de manier waarop aan onderwijs werd gedaan in vraag te stellen en te herdenken. De ‘Openluchtscholen’ die opgang maakte in West-Europa, de VS en Australië zijn er het resultaat van. De Duitse ‘Waldschüle, de Belgische en Nederlandse ‘Openluchtscholen’, de Engelse, Amerikaanse en Australische ‘Open air schools’ en de Franse ‘Écoles de plein air’,... vormen interessante experimenten met vaak een bijzonder inspirerende architectuur.
Het concept vertrok in de meeste landen vanuit de geneeskunde waarbij artsen projecten opzetten om kinderen een gezondheidskuur in de natuur aan te bieden, ver van de overbevolkte en vervuilde stadswijken. Met uitzondering van enkele voorbeelden in stedelijke context, zoals de Clio-school gesitueerd in een binnenterrein van een Amsterdams woonblok, bevonden de meeste openluchtscholen zich aan zee, in bosrijke gebieden of op het platteland.
Naderhand sprongen ook architecten op de kar om de principes ruimtelijk te vertalen. De gebouwen werden ontworpen vanuit het belang van een goede hygiëne, frisse lucht, daglicht, natuur, gezonde voeding, voldoende lichaamsbeweging, (platte) rust,... Vooral de modernistische architectuur van de openluchtscholen spreekt ook vandaag nog tot de verbeelding. In voorbeelden zoals Emerson School (Richard Neutra) in Los Angeles, Clioschool (Jan Duiker en Bernard Bijvoet) in Amsterdam en Ecole de Plein Air Permanente de Suresnes (Eugène Beaudouin & Marcel Lods) te Parijs zien we grote openschuivende glaspartijen, hoge plafonds, buitenklassen en les-kuilen, groene ruimtes, brede gangen en balkons, directe toegang tot de natuur, … die inspireren.
De eerste openluchtscholen waren in de eerste plaats gericht op de genezing en de verzorging van zieke kinderen. Het onderwijzen kwam pas op de tweede plaats. In de beginjaren waren het omgebouwde villa’s die dienst deden als gezondheidskolonie waar kinderen enkele weken of maanden verbleven en waar kinderen en leerkrachten de natuur introkken om de kinderen kennis bij te brengen. Later wordt de typologie ook voor gezonde kinderen en in reguliere scholen toegepast. De gezondheidsmissie van de openluchtscholen ging veel verder dan de louter educatieve missie van het klassieke onderwijs. Er werd buiten les gegeven en gegeten, kinderen sliepen na de maaltijd in openlucht of in overdekte lighallen, aangepaste warme kledij en dekens werden voorzien, net als voedzame en gezonde maaltijden, er werden ademhalingsoefeningen en gymnastiek in openlucht georganiseerd, artsen volgden de kinderen op en er was een specifieke aandacht voor hygiëne, ....
Het klimaat in West-Europa verhindert dat er permanent buiten les kan gegeven worden. De duinpan of de klas onder de bomen wordt dan ook snel aangevuld of vervangen door lokalen waarbij de voordelen van het buiten lesgeven zoveel mogelijk ruimtelijk vertaald zijn maar beschutting bieden tegen regen, wind, zon en te lage temperaturen. Volledig openplooibare gevels met beschermende luifels, hoge ventilatie met pivoterende ramen (cross-ventilation), klassen met lesterrasen, licht en eenvoudig verplaatsbaar klasmeubilair, naar buitendraaiende deuren, hoge plafonds,... vormen de klaslokalen. De planopbouw bestaat vaak uit ver uit elkaar gelegen klaslokalen die zuid georiënteerd zijn en verbonden zijn met brede, aangename gangen die aansporen tot beweging en meer dan circulatie ook een ‘verblijfskarakter’ krijgen.
De architectuur was maatschappelijk en sociaal geëngageerd, vooruitstrevend en men experimenteerde met ruimte, planopbouw (plan in de vorm van zonnestralen, intelligente schakeling van paviljoenen,...) en met technisch vernuft (openschuivende plafonds, ingenieus opendraaiende raampartijen,...). De architectuurstroming die op vele plekken tegelijk opgang maakte heeft een rijke architectuur opgeleverd die een optimistisch, geëngageerd wereldbeeld uitstraalt.
De vragen van toen zijn opvallend gelijklopend met die van vandaag. De stedelijke of de verstedelijkte context en de huidige klimaatuitdagingen zijn daarentegen totaal verschillend. Vertrekkende vanuit een gezondheidsthema zoals: luchtkwaliteit, sport en beweging, voeding en voedselproductie, geluid en akoestiek, daglicht en thermische comfort, natuur en mentale gezondheid onderzoeken we in deze publicatie hoe scholen in een stedelijke context gezonde leerplekken kunnen worden en hoe het hefbomen kunnen zijn in het streven naar een gezonde en klimaatvriendelijke stad. Overkoepelende klimaatuitdagingen zoals mobiliteit, vergroening en ontharding, biodiversiteit, zorgzaam beheer,..zijn verweven doorheen de thema’s .
In stedelijke omgeving is het openen van de ramen dikwijls een afweging tussen het afvoeren van CO2 en virusdeeltjes enerzijds en het binnenhalen van stikstofdioxide en geluidsoverlast van het verkeer anderzijds. Sport, spel en beweging zijn beperkt door plaatsgebrek en door onveilige, publieke ruimte op weg naar en rondom de school. Het traject naar school is vaak zo gevaarlijk dat kinderen liever per auto voor de schoolpoort worden afgezet. Gezonde voeding en lokale voedselproductie zijn dan weer te tijdsintensief en te duur. De buitenruimtes vormen verharde oppervlaktes die ’s zomers de temperaturen doen oplopen op de speelplaats en in de klassen. Om met de school de stad en de natuur te verkennen worden bussen ingelegd of treinstellen afgehuurd, terwijl de school net het vertrekpunt zou kunnen vormen van leerrijke trajecten.
Deze publicatie is een eerste zoektocht naar welke lessen kunnen getrokken worden uit het literatuur- en referentieonderzoek van historische en hedendaagse voorbeelden van binnenstedelijke scholencampussen. In de eerste twee hoofdstukken wordt ingegaan op de thema’s en op de verschillende ruimtes waaruit een schoolgebouw is opgebouwd. Enkele referentieprojecten worden besproken en tenslotte worden aan de hand van ontwerpend onderzoek in de scholencampus rond de Moutstraat inzichten en lessen getrokken.
Het resultaat wil inspireren en wil volgens de activistische methode van Filter Café Filtré Atelier ‘gezondheid’ als drijvende parameter naar voor schuiven om bestaande, stedelijke scholencampussen op een holistische manier ruimtelijk te herbedenken.